Wijzigingswet Wet op de Ruimtelijke Ordening (invoering rijksprojectenprocedure)
Wet van 20 november 2003 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in verband met de invoering van een rijksprojectenprocedure (rijksprojectenprocedure)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet op de Ruimtelijke Ordening een procedure op te nemen voor ruimtelijke investeringsprojecten van nationaal belang waarbij de besluitvormings- en rechtsbeschermingsprocedures worden gecoördineerd en daarmee worden versneld;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Wet op de Ruimtelijke Ordening.]
Artikel II
[Wijzigt de onteigeningswet.]
Artikel III [Vervallen per 28-12-2005]
Artikel IV
[Wijzigt de Tracéwet.]
Artikel V
Ten aanzien van plannen als bedoeld in de artikelen 2a, 4a of 36c, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft artikel 56, eerste lid, zoals dat voor dat tijdstip luidde, van toepassing.
Artikel VI
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel VII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 20 november 2003
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer , S. M. Dekker
Uitgegeven de achttiende december 2003
De Minister van Justitie ,
j
P. H. Donner